dinsdag 1 oktober 2013

Fietsnacht



In winterdonker de fiets zonder licht beklimmen. Meteen tempo maken. De woonwijk uit en het landelijk gebied er achter in. De schelpenpaden op, waar niets te zien is. Alleen het geluid van knisperende schelpen onder de fietsbanden. De duistere, weidse diepte in en dan behendig de heuvel op. De talloze keren gevolgde baan van het pad volgen, de wind ontduiken met het hoofd beneden het stuur. Door niets geleid worden dan de herinnering, want het is donker zoals het alleen in de winter donker is. Ik suis het zwart in alsof ik zit op mijn jongensfiets, waarop ik alles kan tegenkomen. Een laaghangende tak, een overstekende egel. Een pasgereden, gevaarlijk diep spoor in de schelpen.  

woensdag 20 maart 2013

gedicht: 'Familia Robotica'




Broer, moeder, zussen, vader,
opa, opa’s, denkers, denkmachines.
Tandwielen die tikken op jullie tred, de mijne,
tikken van denkers, van machines.

Stijgende lijnen, dalende lijnen, grafiekdenkers.
Denkmachines, cijfers die verklaren in statistieken.
Statistieken met tabellen,
tabellen van ouders, van een broer,
van zussen en kolommen.

Cijfers, denkers, machines, oplossingen,
dingen op te lossen, sommen.
De som plus of min,
gedeeld of vermenigvuldigd is de uitkomst, 
de belofte van denken, van machines.  

De getallen, tel ze en ik tel 
de telramen waarop ze geteld worden, 
de cijfers machines,
tel ze denkmachines,
mijn toekomst hangt er van af.
Van jullie, machines, lichamen,
warme lichamen, zussen,
warme lichamen, broer, vader, moeder.

Warm, warme machines,
warme denkers denkend aan liefde,
aan liefde voor mij en machines.
Raderen,
draaiende raderen binnenin harten.
Zacht. 
Vertrouwde denkers.
Dichtbij tikkende machines.